Nieuwe technieken implementeren

Nieuwe technieken implementeren? Sluit aan bij de intrinsieke motivatie van de zorg

Aan het woord is Job Dierx (39), adviseur MIT bij het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis (CWZ) in Nijmegen. Hij onderzocht of continue monitoring de werkdruk bij verpleegkundigen kan verlagen. Dat kan. Maar aandacht voor gedragsverandering en intrinsieke motivatie van de gebruiker speelt een cruciale rol.

Wat achtergrondinformatie over het onderzoek

Job deed zijn eenjarig ontwerpproject voor de opleiding Qualified Medical Engineer (QME) aan de Technische Universiteit Eindhoven. Bij zijn werkgever CWZ zette hij een Proof of Concept op met de volgende vraag: kan continue monitoring (CM) bijdragen aan het verlagen van de werkdruk van verpleegkundigen op de Acute Opname Afdeling (AOA)?

Job heeft in samenwerking met hun leverancier van bewakingsmonitoren een mobiel monitoringsdevice gebruikt dat ademhaling, saturatie en hartslag continu registreert.

Gedurende drie maanden is de technologie getest om de impact ervan op de werkdruk van verpleegkundigen te evalueren. Deze evaluatie gebeurde met een korte dagelijkse vragenlijst, een eindvragenlijst en diepte-interviews. Aanvullend zijn er observaties uitgevoerd door verpleegkundestudenten van de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) op welk meerwerk CM opgeleverd.

Ondanks het feit dat de PoC maar drie maanden duurde, zijn de resultaten veelbelovend. CM kan de werkdruk verminderen, vooral bij patiënten bij wie de parameters aansluiten bij het ziektebeeld. Hier waren dat patiënten met respiratoire aandoeningen, zoals COPD en patiënten met zuurstoftherapie. Verpleegkundigen ervaren meer controle over hun patiënten. Er zijn minder onnodige loopbewegingen en verstoringen op de dagelijkse werkzaamheden, omdat men minder spotmonitoren is gaan inzetten. Dit draagt bij aan een efficiëntere organisatie van de zorg en meer rust op de afdeling.

Verstoring

‘Wat is nou werkdruk? Het antwoord op die vraag heb ik samen met de verpleegkundigen achterhaald door het hele werkproces rondom monitoring uit te werken. Ik dacht dat tijdbesparing belangrijk was, want in de literatuur is werkdruk vaak een combinatie van tijdsbelasting, werkplezier en werkautonomie. In dit geval kwam de werkdruk voor de AOA-verpleegkundigen vooral neer op de verstoringen van hun werkzaamheden door de huidige inzet van spotmonitoren. Met name bij patiënten met een vastgekoppelde spotmonitor, ontstaan vaak onnodige alarmen. Bijvoorbeeld een saturatiemeter die loszit, bewegingsartefacten of kleine dips van parameters.

Al deze alarmen zijn op de kamer van de patiënt, zonder dat de verpleegkundige weet of het alarm urgent is. De verpleegkundige wordt dus in de werkzaamheden gestoord om het alarm op te lossen. Bij isolatiekamers moeten ze zich ook nog eens omkleden om het alarm te verhelpen. Dit is tijdrovend en vervelend als het onnodig blijkt te zijn. De alarmsignalen zorgen ook voor onrust bij bezoekende familie.

Daarnaast hebben de huidige EWS-metingen (Early Warning Score) informatiegaten tussen twee metingen in, wat op de AOA regelmatig leidt tot extra zorg in een noodsituatie.

Ik zocht in het nieuwe werkproces naar zo min mogelijk verstoringen. Voor de verpleging betekende dit een reductie van verstoringen op reguliere werkzaamheden. We hebben besloten om bijvoorbeeld geen meldingen van CM op het medisch alarmeringssysteem aan te sluiten, omdat dit extra verstoringen veroorzaakt. Alle meldingen van CM werden in de kamer stilgezet en op twee plekken stond er een monitor waar verpleegkundigen de waarden van de CM konden aflezen, een centraal post. Bij die monitoren stonden in het begin van pilot de alarmen nog wel aan, maar daar hebben de verpleegkundigen uiteindelijk de luidspreker zelf uitgetrokken, om het aantal piepjes te verminderen.

Verpleegkundigen konden in deze opzet zelf bepalen wanneer ze gingen kijken naar de trenddata, zonder piepende alarmen.’

Less is more

‘Ik ben 12,5 jaar met veel plezier werkzaam geweest als medisch technicus en later als medisch technoloog in het CWZ. Na het volgen van de QME-opleiding ben ik inmiddels adviseur MIT met het aandachtsgebied Medische Technologie. Mijn focus is gericht op medische technologie op de juiste manier laten aansluiten op het zorgproces. De technologie blijft zich ontwikkelen en apparatuur heeft vaak een eindeloos aantal opties en functies. Vanuit de markt is er steeds – zoals dat gaat – een push van nieuwe techniek, die dan als extra optie op het zorgtraject wordt geplakt. Als QME is het mijn taak om te snappen waar de nieuwe techniek in het zorgproces gaat landen en hoe het daar succesvol geïmplementeerd kan worden. Met name de “waarom wil men de techniek gebruiken?” is enorm belangrijk om te achterhalen.

Bij veranderingen geldt dat mensen vaak hun probleem opgelost willen hebben. De snelste manier is symptoombestrijding, oftewel een nieuw apparaat toevoegen aan het proces dat het probleem verhelpt. Dat dit vaak meer handelingen en dus meer werk vereist, wordt vaak over het hoofd gezien. Nieuwe techniek zomaar op een afdeling loslaten zorgt misschien op korte termijn voor een oplossing, maar uiteindelijk levert het meer op om het aantal handelingen te verminderen. “Less is more” is misschien wel de belangrijkste opbrengst van mijn onderzoek en opleiding en mijn boodschap aan medisch technici.’

Het juiste device kiezen

‘Er zijn gigantisch veel CM-devices op de markt, die allemaal wat anders doen. Het is zaak dat je samen met de zorg goed kijkt naar welke parameters je nodig hebt. Vragen die dan spelen zijn: wat doe je nu rondom monitoring, wat gebeurt er op alle facetten in de keten en waar zitten de bottlenecks? Dan kom je soms op een ander device uit dan je dacht dat je nodig had.

In onze opzet bijvoorbeeld misten de verpleegkundigen de bloeddruk als parameter bij de patiënten van MDL en Interne. Volgens de literatuur is continue monitoring van ademhaling en hartslag voldoende om achteruitgang van deze patiënten te detecteren, maar in de praktijk is men gewend om ook de bloeddruk te weten. Als je CM breder wilt gaan inzetten is het misschien de vraag of dit device daar het meest geschikt voor is. We hebben deze devices mogen lenen van de fabrikant om te ontdekken wat CM voor de zorg kan betekenen, ervaringen in het gebruik terug te koppelen naar de leverancier en ervaring op te doen met de techniek die in de toekomst ook geschikt gaat zijn voor telemetrie.

Het mooie was dat na twee dagen 8 van de 10 devices waren aangesloten in onze opstelling en dan weet je dat je de intrinsieke motivatie van de zorgmedewerkers hebt aangeraakt om het device te gebruiken. Daar ben ik echt wel trots op. Verpleegkundigen zijn er zelf achter gekomen waar ze de nieuwe techniek wel of niet voor wilden inzetten.’

Lef en overtuigingskracht

‘De vraag is dus voor welke patiëntengroep je welke parameters nodig hebt en of je extra scholing, bewijskracht en coaching nodig hebt om het device te implementeren. Misschien komt er straks acceptatie op de werkvloer dat niet alle parameters nodig zijn. Maar het loslaten van bepaalde parameters, zoals bloeddruk, is echt spannend. Om die beslissing te dragen heb je ook artsen nodig. Dan pas kan je eventueel in de toekomst de EWS helemaal uit de werkroutine halen. Nu was de CM nog een add-on op het huidige zorgproces.

CM brengt vooral iets voor verpleegkundigen. En de whats-in-it-for-me voor artsen is vrij laag, maar je hebt ze wel keihard nodig.

Ook het management moet echt aan boord zijn om de techniek te implementeren. Bij innovatie heb je draagkracht op de afdeling nodig en lef om met elkaar uit te zoeken wat werkt en ook wat niet werkt. Vanuit het management kunnen vragen komen als: wat levert het de patiënt op, wat kost het en wat levert het de zorg op?

Misschien heeft ons device de potentie om de werkdruk te verlichten en kan het ziekenhuis straks toe met een fte minder. Dat weet ik nu nog niet, maar ik vraag me wel af of dat de belangrijkste motivatie is. Als een verpleegkundige meer werkplezier heeft, is dat misschien veel belangrijker. We moeten verpleegkundigen behouden en meer plezier in het werk betekent ook minder ziekteverzuim.

Voor vervolgstappen geldt: je moet ook durven falen om erachter te komen wat wel en niet werkt en bij elke innovatie het onbekende durven omarmen. Deze innovatie kan toekomstbestendige zorg leveren, voor een groep zorgmedewerkers die niet altijd de boventoon voeren in het gesprek over de zorg.’

Verandermanagement

‘Bij pilots of investeringstrajecten zijn de volgende vragen van belang: Welk probleem wil je oplossen met de nieuwe techniek? Wat wil je bereiken? Is dit de juiste techniek? Wat is de motivatie om techniek te gebruiken? Als je dat weet, weet je ook waar je met elkaar het gesprek over moet voeren. Zo kan de oplossing al op een bestaand apparaat zitten, zonder dat de functionaliteit bekend is bij de gebruiker of kan een update de functionaliteit verhogen en hoef je geen nieuwe apparatuur aan te schaffen.

De Medische Techniek moet het hele werkproces kennen waarbinnen de nieuwe techniek ingezet gaat worden. Net als de mensen die ermee gaan werken. Mijn tip is om mee te gaan kijken met de gebruiker. Neem daar echt de tijd voor. Ieder persoon op de afdeling die iets over zijn werk kan vertellen doet dat met enthousiasme en zo kom je aan nuttige informatie. Vice versa zie je vanuit technisch oogpunt ook dingen die de gebruiker niet opvallen.

Door het meekijken zag ik bijvoorbeeld bij NIV-patiënten momenteel een extra spotmonitor geplaatst om de saturatie van de patiënt naar het EPD te krijgen. Het bijzondere is dat het NIV-apparaat al een saturatiemeter aan boord heeft. Bij navraag blijkt dat er wel een mogelijkheid is om de data naar het EPD te krijgen, maar dan moet je de software aanschaffen en een externe server inrichten. Dit bleek op dit moment niet wenselijk, maar de uitkomst kan over vijf jaar al anders liggen. Het is dus belangrijk om na een aantal jaar een apparaat kritisch te evalueren, met de vraag: wat kan er inmiddels wél?

Als medisch technicus had ik lang niet altijd optimaal inzicht in de dagelijkse werkzaamheden van de gebruikers. Vanwege de drukte op onze afdeling, het geplande onderhoud en agenda’s die al vaststonden. Mijn stageplek (Health Innovation Labs in het Radboudumc) heeft een hele gave leergang, “Mensgericht innoveren”, waar al deze factoren onderdeel van zijn.

De kracht van een afdeling Medische Techniek zijn de korte lijntjes met de zorg en de kennis van technologie in jouw ziekenhuiscultuur, door die kennis kun je veel slimmer en efficiënter omgaan met je apparatuur.  Dat maakt echt hét verschil ten opzichte van elke externe partij.’

Wil je meer weten over deze opstelling met CM of heb je andere vragen aan Job? Neem dan contact met hem op via J.Dierx@cwz.nl

(2025-03 | Interview: Floor Gerritsma | Foto: Hans Gradussen)